“Ik ben erg goed in koffiedik kijken”, zei ik.
“Ga je gang”, klonk het weinig enthousiast.
“Nou”, zei ik, “ik zie hier dat jij zo meteen door die Bosnische koffie last krijgt van hevig zuurbranden.”
“Ik ben erg goed in koffiedik kijken”, zei ik.
“Ga je gang”, klonk het weinig enthousiast.
“Nou”, zei ik, “ik zie hier dat jij zo meteen door die Bosnische koffie last krijgt van hevig zuurbranden.”
“Waarom maak je nou alweer een foto terwijl ik aan het strijken ben? Nu denkt iedereen dat ik elke dag sta te strijken.”
Klopt. Dat is namelijk ook zo.
“Waar gaan we nu dan weer naartoe?”, vroeg ik. “Ik ben het spoor bijster!”
“Balatonföldvár”, zei Bram.
We stonden op het punt ons luxueuze appartement in Boedapest te verlaten.
Terwijl Bram de koffer inpakte, regelde ik dat het museum zijn vergeten rijbewijs opstuurde naar ons thuisadres.
Bram streek steeds nieuwe vouwen in z’n shirt. Uit vrees de vakantiestemming te bederven, zei ik er niets van en besloot ik het schattig te vinden.
“Welke dag is het vandaag eigenlijk?”, vroeg Bram.
“De volgende dag”, zei ik.