“Waarom maak je nou alweer een foto terwijl ik aan het strijken ben? Nu denkt iedereen dat ik elke dag sta te strijken.”
Klopt. Dat is namelijk ook zo.
Een metrokaartje voor Joost. Want die houdt ook van metro’s.
Ons hotel is ooit gebouwd als officiële tussenstop voor de Oriënt Express.
Wij volgden onze eigen Oriëntroute, met steden die volgens Bram veel interessanter zijn.
Zoals Sarajevo.
Deze Oriënt Express ziet er wel wat minder Agatha Christieachtig uit.
“Kijk”, klonk het wijsneuzerig, “het voorste treinstel is van de Republika Srpska en dit treinstel is van de Moslim-Kroatische Federatie.”
“O”, zei ik, “ik dacht dat we naar Bosnië gingen.”
Bram keek me aan alsof ik heel dom was. Want die snapt geen flauwe grappen.
“Heb je dat Sloveense treinstel al op de foto gezet?”
Nee, ons treinstel ademde niet echt de sfeer van Agatha Christie. Maar kwam waarschijnlijk wel uit dezelfde tijd.
Wat een rare, dreigende lucht. Komt er een orkaan aan of zo? Nee joh, het raam is gewoon vies.
En er zijn al zeventien mensen in omgelegd.
“Heidi, Heidi!”, zong Bram.
Kroatische kaartjescontrole.
“Wist jij”, zei Bram, “dat we vandaag door twee autonome gebieden rijden? Ik weet daar een heel mooi en heel lang verhaal over.”
“Ik versta je heel slecht”, zei ik, “want ik rijd net een tunnel in.”
Bram lachte minzaam.
Paspoortcontrole? Wat een wazig gedoe hier.
“Nee hoor. Dit is logisch gedoe. Want dit is het laatste station in Kroatië, de buitengrens van de EU.”
“Maak nog maar een foto, want ze moeten toch eerst nog die Kroatische locomotief afkoppelen.”
Zo, klaar. Jammer dat zo’n locomotief altijd aan de voorkant zit want daardoor kon ik geen foto maken van het aangekoppelde Bosnisch-Servische exemplaar.
“Heidi, Heidi!”, zong Bram.
De omgeving bleef hetzelfde dus het leek nog steeds hetzelfde land.
Ja, ik weet ook wel dat het niet hetzelfde land is. Ik luister heus wel eens naar het nieuws hoor.
Het eerste station in Bosnië.
Waar onze paspoorten werden ingenomen.
En teruggegeven met een stempel erin.
Bram maakt niet alleen foto’s van nonnetjes en oude gebouwen. Soms legt hij ook graffiti vast.
“Die blauwe tekst betekent: Kosovo Servisch, Krim Russisch”.
Niet zo raar want we waren midden in de Republika Srpska, in Prijedor.
Ik maak niet alleen foto’s van treinen en knappe jongens. Soms leg ik ook spoorwegovergangen vast.
Het station van Banja Luka. “Dit noemen sommigen de hoofdstad van de Republika Srpska”, zei Bram.
Ja, ik weet ook wel dat dat niet klopt. De hoofdstad is Sarajevo. Ik luister heus wel eens naar het nieuws hoor.
Bosnische kaartjescontrole.
“Waar denk je aan?”, vroeg ik.
Geen antwoord.
“Wist jij”, zei Bram, “dat het Nederlands twee regelmatige meervoudsvormen heeft, in tegenstelling tot de talen in de ons omringende landen?”
O, dus daar dacht hij aan.
Toch nog een foto van een Bosnisch-Servische locomotief!
En van de onduidelijke rookaanwijzing op de wagons.
“Kijk”, riep Bram, “het Bosnische woord voor invalide is invalide.”
Het was een vieze, stoffige trein. Toen ik m’n neus had gesnoten, was m’n zakdoek helemaal zwart. Maar dit lijkt mij een smaakvollere illustratie.
Hier vroeg ik Bram of hij nou eindelijk eens wilde stoppen met dat Heidi-liedje.
Hier was het al donker. O nee, het raam was vies.
Het is dus verboden om je hoofd uit het raam te steken of een fles naar buiten te gooien.
Bram wordt altijd recalcitrant van verbodsbordjes. “Hebben wij eigenlijk een lege wijnfles bij ons?”
“Heidi, Heidi!”, zong ik.
Je weet dat je in een troosteloos gebied bent als zelfs honden het leven er niet meer zien zitten.
We zaten in een eerste klasse-wagon. Dat die niet echt klasse was, komt doordat de eerste klasse officieel is afgeschaft.
“Het Bosnische woord voor voor Sarajevo is Sarajevo”, zei ik. Want ik weet ook heus wel eens wat.
Ik wilde liever niet op de foto. Gelukkig maakt Bram foto’s als een oud vrouwtje met een Kodak-cameraatje: van heel veraf.
Sarajevo zag er best knus uit, afgezien van de kogelgaten.
Na drie pullen Sarajevsko-bier vond Bram dat ik een boek moest schrijven, “want als je net zoveel tijd besteedt aan een boek als aan die plogs dan heb je binnen een maand een trilogie af.”
Na de vierde pul vond Bram dat hij zelf een boek moest schrijven.
“Sorry schatje”, zei ik voorzichtig, “maar dat lijkt me een lastige opgave want jij bent ook op papier nogal breedsprakig, met heel veel zijpaden.”
“Onzin”, zei Bram, “ik heb al heel lang een verhaal in m’n hoofd, over een prins. Die heette… Nou ja, dat doet er ook niet toe.”
“En die prins, waarvan ik nu dus even niet meer weet hoe die heette, die wilde de hele wereld verwoesten omdat hij een nieuwe wilde scheppen, wat leidde tot een stroom aan avonturiers…”
“En ik was nog vergeten te vertellen dat die nieuwe wereld niet kon bestaan zonder de huidige. Hè, ik baal er echt van dat ik de naam van die prins niet meer weet… Waar was ik? Avonturiers, ja. Die de huidige wereld wilden redden.”
Aan het eind van de avond wilde ik nog even kijken bij een fontein die op elke ansichtkaart stond afgebeeld. Volgens Bram was de fontein desondanks niet belangrijk, “anders had hij wel in m’n zelfgemaakte vakantieboek gestaan.”